Sigarettenprijs mag vrij bepaald worden in België

20-11-2013 01:45

De Belgische regering is bereid een parallelle invoerder van verwerkte tabaksprodukten toe te laten voor zijn produkten een lagere kleinhandelsprijs te bepalen dan die van zijn konkurrent. Ze aanvaardt aldus dat op de Belgische markt verschillende prijzen bestaan voor dezelfde produkten. De regering stemt er ook mee in dat de kleinhandelsprijzen van sigaretten en sigaren ook nadat die voor de eerste maal op de markt gebracht werden zowel verhoogd als verlaagd mogen worden. Op grond van die toezeggingen verwierp het Europees Hof van Justitie gisteren in Luxemburg een klacht van de Europese kommissie tegen het Belgische stelsel inzake de kleinhandelsprijzen voor verwerkte tabaksprodukten.

In haar klacht had de EG-kommissie de Belgische regering ervan beschuldigd voor verwerkte tabaksprodukten een kleinhandelsprijs op te leggen die afwijkt van de prijzen die fabrikanten en invoerders vrij bepalen. Dat was volgens de kommissie in strijd met de vrijhandel binnen de Gemeenschap en een EG-belastingrichtlijn. Op sigaretten en sigaren wordt in België immers een aksijns "ad valorem' geheven, die berekend wordt op grond van de kleinhandelsprijs, BTW inbegrepen.

Het gekumuleerd bedrag van die beide belastingen wordt door fabrikanten en invoerders betaald bij de aankoop van de belastingstrookjes die op de verpakking van de tabaksprodukten bevestigd moeten worden en de verkoopprijs in de kleinhandel vermelden.

Volgens de EG-kommissie eigent de Belgische staat zich hierdoor het recht toe een eenheidsprijs voor die produkten op te leggen. Die prijs zou overeenkomen met de hoogste prijs die bij de aankoop van de belastingstrookjes voorgesteld wordt. Fabrikanten of handelaars die een lagere kleinhandelsprijs zouden willen vragen dan hun konkurrenten, zouden hierdoor BTW en aksijnzen moeten betalen op grond van een prijs die ze zelf niet bepaald hebben, aldus de EG- kommissie.

Ze zette haar stelling kracht bij door op een aantal praktijken van de Belgische regering te wijzen. Allereerst de weigering fiskale strookjes te leveren voor kleinhandelsprijzen die lager liggen dan die van het barema voor de fiskale strookjes voor tabaksprodukten. Die klacht kon volgens de Belgische regering niet aanvaard worden omdat de EG-kommissie tijdens de inbreukprocedure op geen enkel ogenblik bezwaar aantekende tegen dit barema. Het Europees Hof gaf de Belgische regering op dit vlak gelijk.

Daarnaast verwees de EG-kommissie naar de weigering van de Belgische overheid om fiskale strookjes te leveren aan parallelle invoerders voor detailprijzen die lager liggen dan de prijzen bepaald door de exclusieve invoerder; en naar de weigering van diezelfde overheid dergelijke strookjes te leveren voor kleinhandelsprijzen die hoger liggen dan de prijzen die bepaald worden als een produkt voor het eerst op de markt komt. Door beide weigeringen worden fabrikanten en invoerders belet vrij hun prijzen vast te stellen, aldus de EG-kommissie.

Ook die klachten missen volgens de Belgische regering iedere grond. Ze verwijst hierbij naar haar hoger vermelde bereidheid de parallelle invoerder een lagere prijs te laten vaststellen dan die van zijn konkurrent en zowel een verhoging als een verlaging van de kleinhandelsprijzen voor tabakswaren toe te staan, ook nadat ze voor het eerst op de markt gebracht werden.

De door de kommissie gewraakte praktijken (weigering fiskale strookjes in genoemde omstandigheden te leveren) werden volgens de Belgische regering in de loop van de inbreukprocedure stopgezet. Het Europees Hof stelde gisteren vast dat de EG-kommissie het tegendeel niet kon bewijzen. Ook voor de klacht van de warenhuizen geen fiskale strookjes te kunnen bemachtigen (klacht die door de Belgische regering ongegrond genoemd werd), kon de kommissie geen konkrete bewijzen voorleggen. Het Europees Hof besloot dan ook het beroep van de Europese kommissie te verwerpen en haar in de kosten te verwijzen.